Euthanasie en hulp bij zelfdoding: wat is eigenlijk het verschil tussen deze twee vormen van geprogrammeerde dood?
Verschillende Europese landen (met name Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) buigen zich momenteel over de legalisering van bepaalde vormen van “hulp bij sterven”. Slovenië heeft onlangs hulp bij zelfdoding toegestaan, maar euthanasie uitgesloten.
In dit verband is het interessant om na te gaan wat het verschil is tussen euthanasie en hulp bij zelfdoding. Beide praktijken bestaan er immers in om de dood van een patiënt opzettelijk en op zijn verzoek toe te dienen.
Is hulp bij zelfdoding een meer gereglementeerde vorm van geprogrammeerde dood?
De legalisering van hulp bij zelfdoding wordt vaak voorgesteld als een manier om sterven op verzoek mogelijk te maken, maar dan binnen een strikter en effectiever kader dan bij euthanasie – in de eerste plaats omdat de patiënt zelf de dood veroorzaakt.
Euthanasie versus hulp bij zelfdoding: twee (niet zo) verschillende methoden
Op het eerste gezicht verschilt hulp bij zelfdoding inderdaad in veel opzichten van euthanasie. De ontwikkeling van de praktijken en de rechtsnormen leert ons echter dat de twee methoden in de realiteit niet altijd zo duidelijk te onderscheiden zijn.
1° Het zelf toedienen van het gif versus toediening door een derde
Ten eerste is er een duidelijk verschil wat betreft de beoogde handeling: in het geval van hulp bij zelfdoding maakt de persoon zelf een einde aan zijn leven (ook al krijgt hij daarvoor de middelen), terwijl bij euthanasie de dood door een derde wordt veroorzaakt.
Er is echter een zekere tolerantie merkbaar bij bepaalde rechtsgebieden die in principe alleen hulp bij zelfdoding toestaan, namelijk als het gaat over “indirecte actieve euthanasie”. Zoals we al hebben gezien in Zwitserland, wordt in situaties waarbij de persoon fysiek niet meer in staat is om zelf de dodelijke stof toe te dienen (door middel van een injectie of door inname), het toedienen van de dodelijke stof door een derde (met name een arts) aanvaard.
2° Niet-verplichte versus verplichte betrokkenheid van de medische wereld
Een tweede onderscheid heeft te maken met de betrokkenheid van het verzorgend personeel, met name de artsen, bij het stervensproces: alleen bij euthanasie is er een rechtstreekse deelname van de arts aan de dodelijke handeling vereist. Hoewel de arts in principe niet zelf de dodelijke handeling verricht in het geval van hulp bij zelfdoding, is zijn nauwe betrokkenheid bij de procedure niettemin reëel en doorslaggevend: net als bij euthanasie is altijd de goedkeuring van ten minste één arts vereist om het verzoek van de patiënt om hulp bij zelfdoding in te willigen en hem vervolgens de middelen te geven om zelfmoord te plegen.
In landen die zowel euthanasie toestaan als de patiënt toestaan zichzelf de dodelijke stof toe te dienen (zoals in Canada of België), zien we in de praktijk dat de overgrote meerderheid van de euthanasiegevallen wordt uitgevoerd door een arts, via een dodelijke injectie, terwijl slechts een zeer klein deel van de patiënten zichzelf van het leven berooft.
3° Criteria v. afwezigheid van criteria in verband met de toestand van de patiënt
Euthanasie en hulp bij zelfdoding kunnen bovendien worden onderscheiden op basis van de criteria die verband houden met de toestand van de patiënt. In de euthanasiewetgeving worden steeds de voorwaarden van lijden en ziekte gesteld, hoewel deze in de praktijk vaak subjectief worden geïnterpreteerd. In het geval van hulp bij zelfdoding worden deze medische criteria daarentegen niet altijd stelselmatig gehanteerd en variëren ze naargelang het rechtsgebied: in tegenstelling tot Oregon of andere staten in de VS of elders, voorziet de Zwitserse wet bijvoorbeeld niet in voorwaarden die verband houden met de toestand van de patiënt. Deze worden overgelaten aan het oordeel van de organisaties die hulp bij zelfdoding verlenen, en aan de richtlijnen van medische federaties en academies.
De toenemende subjectiviteit van de voorwaarden in de wetten over euthanasie – of in het bijzonder van de interpretatie ervan – draagt er echter toe bij dat euthanasie geleidelijk evolueert naar een dood op verzoek, gebaseerd op persoonlijke criteria van lijden (ook existentieel) die door de medische wereld niet in twijfel kunnen worden getrokken. In dit perspectief zou euthanasie op termijn dan mogelijk neerkomen op een “recht om te worden gedood” zonder specifieke medische reden.
4° Plaats waar de dodelijke handeling wordt uitgevoerd
Een laatste mogelijk onderscheidend criterium betreft de locaties waar de geplande dood wordt uitgevoerd. In het geval van hulp bij zelfdoding in Zwitserland werd de handeling in eerste instantie niet uitgevoerd in gezondheidsinstellingen. Er is echter een evolutie waarneembaar waarbij hulp bij zelfdoding wordt uitgevoerd in ziekenhuizen en rusthuizen. Omgekeerd gebeurt euthanasie, met name in België, steeds vaker in een niet-medische context, met name thuis.
Deze verschillende trends en ontwikkelingen getuigen dus van een soort dubbelhartige toenadering tussen de praktijken: hulp bij zelfdoding omvat tegenwoordig een min of meer belangrijke medische dimensie, met name wat betreft de mate van betrokkenheid van zorgverleners; omgekeerd lijkt euthanasie zich geleidelijk los te maken van een uitsluitend medisch kader, niet alleen wat betreft de plaats waar het wordt uitgevoerd, maar ook, meer fundamenteel, wat betreft de mate van controle door artsen of de patiënt in aanmerking komt voor euthanasie.