Grondwetshervorming in Slowakije: verbod op GPA en herbevestiging van nationale soevereiniteit in bio-ethische zaken
Op 26 september heeft de Nationale Raad van de Republiek een reeks amendementen op de Slowaakse grondwet aangenomen, waaronder een aantal wijzigingen om de nationale soevereiniteit op een aantal gebieden, waaronder bio-ethiek, te versterken.
De grondwetswijziging werd aangenomen door 3/5e van de afgevaardigden - precies de minimale meerderheid die vereist is voor een grondwetswijziging - dankzij de stem van bepaalde leden van de oppositie.
De wijzigingen omvatten
- het behoud van de nationale soevereiniteit van Slowakije over "kwesties van nationale identiteit", zoals "culturele en bio-ethische kwesties met betrekking tot de bescherming van het leven en de menselijke waardigheid", maar ook privacy en gezinsleven, huwelijk, ouderschap en het gezin, openbare zedelijkheid, persoonlijke status, cultuur en taal, evenals beslissingen over zaken met betrekking tot gezondheid, wetenschap, onderwijs, opleiding, persoonlijke status en erfopvolging (artikel 6 van de gewijzigde grondwet, par. 6-7);
- een verbod op draagmoederschapsovereenkomsten gericht op het "dragen van een kind voor een ander" (artikel 15, lid 5);
- de garantie van gelijke beloning voor mannen en vrouwen (artikel 36, lid 3);
- de erkenning van mannen en vrouwen als "ouders van een kind" (artikel 41, lid 2);
- de mogelijkheid van adoptie erkend voor gehuwde paren of voor een van de leden van het paar, of door een alleenstaande in uitzonderlijke gevallen wanneer dit in het belang van het kind is (artikel 41, lid 5);
- de erkenning van het recht van ouders om kinderen op te voeden en te onderrichten op het gebied van intimiteit en seksualiteit, en de opname van gezondheidsbescherming en preventie van misbruik in de opvoeding van kinderen, "op een wijze die bij hun leeftijd past" (artikel 41, lid 7);
- de exclusieve erkenning van de mannelijke en vrouwelijke seksen zoals biologisch gedefinieerd (artikel 52a).
Op het gebied van bio-ethiek moeten we de bevestiging van nationale soevereiniteit in het algemeen en het verbod op draagmoederschap in het bijzonder noemen.
Het verbod op GPA komt op een moment dat draagmoederschap tot nu toe vanuit Slowaaks recht in een grijs gebied lag: het was niet toegestaan, maar er stonden ook geen sancties op. De ongrondwettigheid van draagmoederschapscontracten – die al was vastgelegd in een wet op het familierecht – zal waarschijnlijk geen einde maken aan het gebruik van draagmoederschap in buurlanden, met name Oekraïne en Tsjechië. Dit verbod lijkt echter een sterk signaal, ook op internationaal vlak, en sluit aan bij de recente aanbevelingen van de speciale rapporteur van de VN inzake geweld tegen vrouwen en meisjes voor een wereldwijde afschaffing van draagmoederschap (De VN pleit voor een wereldwijd verbod op draagmoederschap in naam van de rechten van vrouwen en kinderen). Dit amendement sluit bovendien aan bij de Verklaring van Casablanca, waarin talrijke internationale deskundigen eveneens pleiten voor een internationaal verdrag tot verbod van draagmoederschap.
Het amendement betreffende de versterking van de nationale soevereiniteit lijkt een reactie te zijn op bepaalde pogingen om de nationale praktijken op het gebied van bio-ethiek op Europees niveau, met name binnen de Europese Unie (EU), te uniformiseren. Dit amendement sluit aan bij de beginselen van subsidiariteit en eerbiediging van de nationale identiteit van de lidstaten, zoals vastgelegd in de EU-Verdragen. In de praktijk zou deze nieuwe grondwettelijke bepaling in de toekomst door het Slowaakse Constitutionele Hof kunnen worden ingeroepen in mogelijke geschillen over de verenigbaarheid van bepaalde richtsnoeren van het Europese recht op het gebied van bio-ethiek met de Slowaakse grondwet.
De vertegenwoordiger van de Europese Commissie in Slowakije zei “kennis te nemen ” van deze hervorming, maar betreurde het dat het parlement niet meer rekening had gehouden met de eerder door de Commissie geformuleerde opmerkingen (met name over het primaat van het Europese recht en het belang van het waarborgen van het beginsel van non-discriminatie). De Commissie erkende echter dat de regelgeving inzake fundamentele kwesties op het gebied van het familierecht “een prerogatief van de lidstaten blijft”.
De Commissie van Venetië van de Raad van Europa (Europese Commissie voor democratie door middel van het recht), een onafhankelijk adviesorgaan dat constitutionele hervormingen onderzoekt, oordeelde dat de bepalingen in wezen in overeenstemming zijn met het Europese recht, maar betreurde het dat er vóór de stemming geen bredere raadplegingen konden worden gehouden.