In een arrest van 26 september 2024 heeft het Belgische Grondwettelijk Hof de wettelijke bepalingen ongrondwettelijk verklaard die een kind, verwekt na gametendonatie, het recht ontzeggen bij het fertiliteitscentrum informatie te bekomen over zijn of haar afstamming. Tegelijk geeft het Hof België tot 30 juni 2027 de tijd voor herziening van die wettelijke bepalingen...
Na de geboorte van haar twee dochters die via kunstmatige voortplanting met een gametendonor waren verwekt, vroeg de moeder het bevruchtingscentrum haar toegang te geven tot de identificerende en niet-identificerende informatie over de donor (uit haar medisch dossier) zonder daartoe enige medische reden voor te leggen.
Nadat het UZ Brussel dit had geweigerd, stapten de moeder en één van haar dochters naar de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Vooraleer te oordelen, legde de Rechtbank daarover een prejudiciële vraag voor aan het Grondwettelijk Hof.
Het huidig wettelijk kader, zijnde de wet van 06/07/2007 “betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten”, voorziet immers dat, ingeval van een “anonieme” gametendonatie, het fertiliteitscentrum “alle gegevens die zouden kunnen leiden tot identificatie (van de donor) ontoegankelijk moet maken". De openbaarmaking van deze informatie zou het medische beroepsgeheim schenden, dat beschermd wordt door artikel 458 van het strafwetboek.
In zijn arrest brengt het Hof de zeer ruime draagwijdte in herinnering van het door de Grondwet beschermde recht op eerbiediging van het privé- en het gezinsleven dat, in het bijzonder, "het recht op identiteit en persoonlijke ontplooiing” inhoudt, waaronder het “recht op afstammingsinformatie”.
Alhoewel het Hof niet uitsluit dat de overheid kan tussenkomen in de uitoefening van dit recht, waren de rechters toch van mening dat de Belgische wetgever “geen billijk evenwicht heeft gevonden tussen de conflicterende belangen van alle betrokkenen bij een medisch begeleide voortplanting”.
Het Grondwettelijk Hof legt de Belgische staat bijgevolg op een wetgeving uit te werken "die het kind geboren na donatie van gameten toegang verleent tot informatie over de gametendonor en een billijk evenwicht tot stand brengt tussen alle betrokken belangen en rechten, in het bijzonder, tussen het recht van het donorkind zijn afkomst te kennen en het recht van de gametendonor op de eerbiediging van zijn of haar privé- en gezinsleven".
Het arrest laat evenwel na aan te geven hoe deze tegenstrijdige belangen met elkaar verzoenbaar zijn. Eind 2022 bracht het Belgische Raadgevend Comité voor Bio-ethiek een advies uit waarin het drie opties aanbeveelt: ofwel blijft de donor anoniem, ofwel is hij identificeerbaar ofwel kennen donor en ontvanger elkaar. Het advies pleit daarbij echter niet voor een wettelijke toegang voor het donorkind tot zijn of haar afstamming (zie PMA: Le Comité consultatif de Bioéthique de Belgique envisage la levée de l’anonymat des donneurs.).
Een te grote bekommernis op het afschermen van gametendonoren en het tekort aan donoren, zouden verklaren waarom de wetgever destijds de belangen van het verwekte kind niet meenam in de thans geldende regeling.
Deze casus roept delicate vragen op over de symbolische betekenis van een afstammingsonderzoek en de psychologische impact op zowel kinderen als donoren.
De herziening van de wettelijke bepalingen over het anonieme donorschap, zal hopelijk de unieke relatie tussen het kind dat uit een donatie is geboren en de persoon die hem of haar het leven heeft geschonken, op een evenwichtige manier herstellen.
Afbeelding: JillWellington