Het ontwerp van 'Sterbeverfügungsgesetz' staat de hulp bij zelfdoding toe bij mensen met een chronische of terminale ziekte. Een chronische ziekte wordt omschreven als 'een ernstige en blijvende ziekte met aanhoudende symptomen'. Met deze omschrijving zal een niet terminale gehandicapte of een zwaargewonde persoon een verzoek tot hulp bij zelfdoding kunnen doen als hij of zij van mening is dat 'ernstig lijden niet meer kan voorkomen worden'.
De raadpleging van twee artsen, van wie er één gespecialiseerd is in de palliatieve geneeskunde is verplicht. Het is de bedoeling dat zij het onderscheidingsvermogen van de patiënt beoordelen, hem uitleggen wat de gevolgen van zijn ziekte zijn en welke zorgen hij kan krijgen.
Er is een verplichte periode van twaalf weken tussen het verzoek van de patiënt en de uitvoering van de hulp bij zelfdoding. Deze termijn wordt op twee weken gebracht wanneer het overlijden in de nabije toekomst te verwachten valt.
Concreet krijgt de patiënt de toestemming het dodelijke gif bij de apotheker zelf af te halen of door een door hem gemachtigde persoon te laten afhalen en het gif binnen het jaar na aflevering in te nemen.
Hulp bij zelfdoding of euthanasie?
Met deze laatstgenoemde voorwaarden leunt het wetsontwerp aan bij het concept van de hulp bij zelfdoding. De indieners willen immers de directe betrokkenheid vermijden van artsen bij de levensbeëindiging van een patiënt die daarom vraagt.
Ook hebben ze willen uitsluiten dat instellingen of zorgverleners hun diensten gaan aanbieden als 'specialisten in levensbeëindiging'.
De hulp bij zelfdoding vindt derhalve plaats in een 'privé-setting', eventueel bijgestaan door iemand die niet noodzakelijk een zorgverlener dient te zijn.
De betrokkenheid van artsen blijft echter vereist in het stadium van de beoordeling van de medische toestand en de wensen van de patiënt. In dit opzicht is het wetsvoorstel vergelijkbaar met het wettelijk kader voor euthanasie.
Ter vermijding van het risico van een 'Werther-effect' verbiedt het wetsontwerp elke publiciteit die zelfmoord promoot. Het stelt ook een verbod in enig economisch voordeel te trekken uit de praktijk van de hulp bij zelfdoding .
De verdere wetgevingsprocedure
Na de neerlegging van het wetsontwerp, startte de regering een raadplegingsproces op met het maatschappelijke middenveld, dat op 12 november afliep. De wet zal nu worden voorgelegd aan het Oostenrijkse parlement (Nationalrat), met verzoek de tekst vóór het einde van het jaar goed te keuren, zodat de wet begin 2022 in werking kan treden.
Een brede oppositie van de belangenorganisaties
Nog voordat de tekst door het parlement in behandeling is genomen, heeft hij al de afkeuring opgewekt van talrijke belangenverenigingen die zich rechtstreeks betrokken voelen als de hulp bij zelfdoding wordt ingevoerd, zoals daar zijn: de Oostenrijkse vereniging voor palliatieve zorg (OPG), de Oostenrijkse vereniging voor psychiatrie (ÖGPP), verscheidene verenigingen van gehandicapten, de vereniging voor de preventie van zelfdoding (ÖGS), enz. De ÖGS wijst op de onverenigbaarheid van de wet met het overheidsbeleid inzake zelfmoordpreventie.
Hoewel de regering extra investeringen in palliatieve zorg belooft (die momenteel niet toegankelijk is voor een groot deel van de bevolking), trekken verschillende organisaties de doeltreffendheid van dit voornemen in twijfel, zodra de hulp bij zelfdoding in de komende maanden zal zijn toegestaan.
Los daarvan is het risico niet denkbeeldig dat de medische praktijk de wettelijke voorwaarden voor de hulp bij zelfdoding al snel zal uithollen door een subjectieve interpretatie, zoals in de landen waar euthanasie of hulp bij zelfdoding wettelijk is toegestaan.