Incriminatie van het aanzetten tot zelfdoding: de Belgische wetgever sluit er de hulp bij zelfdoding en euthanasie uit

Auteur / Bron : Gepubliceerd op : Thema : Einde van het leven / Euthanasie en geassisteerde zelfmoord Nieuws Temps de lecture : 2 min.

 Afdrukken

Op 22 februari nam de Belgische wetgever het nieuwe Boek II van het Wetboek van Strafrecht aan, waarin het nieuwe misdrijf van aanzetten tot zelfdoding is opgenomen. Het doel is het leven van mensen te beschermen, maar hulp bij zelfdoding en euthanasie vallen niet onder deze bescherming.  

In België worden jaarlijks gemiddeld 2.000 zelfmoorden en 25.000 pogingen tot zelfdoding geregistreerd. Geconfronteerd met een exponentiële toename van zelfmoordgedachten en -pogingen heeft de wetgever op 22 februari 2024 een nieuwe bepaling aangenomen die het aanzetten tot zelfmoord strafbaar stelt. Het doel is "het leven van de betrokken persoon te beschermen door degenen die anderen aanzetten tot (pogingen tot) zelfdoding te bestraffen" (Parl. Doc. 55-1011/001, blz. 295). 

 Na meer dan 150 jaar kwam er een nieuw wetboek van strafrecht, waarin de artikelen 109 tot 111 het aanzetten tot zelfmoord vastlegden. Het nieuwe artikel 109 definieert dit misdrijf als "het opzettelijk verrichten van een handeling die ertoe kan leiden dat een persoon zelfmoord pleegt. Aanzetten tot zelfmoord is alleen strafbaar als het ertoe leidt dat het slachtoffer zelfmoord pleegt of een poging daartoe doet". Aanzetten tot zelfmoord kan zowel psychologisch zijn (iemand ervan overtuigen dat zelfmoord de oplossing is voor zijn problemen) als materieel (een wapen verschaffen om iemand ervan te overtuigen dat zelfmoord een reële mogelijkheid is). Dit gedrag wordt bestraft met een niveau 2 straf, waarbij de rechter kan kiezen uit zes verschillende straffen, waarbij gevangenisstraf het ultieme middel is. Er zijn ook verzwarende omstandigheden zoals kwetsbaarheid. In het artikel 79 wordt kwetsbaarheid gedefinieerd als een persoon die kwetsbaar is "vanwege leeftijd, zwangerschap, ziekte of lichamelijke of geestelijke gebreken". 

Er is een zekere tegenstrijdigheid tussen het verklaarde doel van de wetgever - de bescherming van het leven - en de feitelijke reikwijdte van de bescherming wanneer het hulp bij zelfdoding en euthanasie uitsluit. In de voorbereidende werkzaamheden van de wet staat: "De hypothese waarin de suïcidale persoon hulp heeft gevraagd bij het plegen van zelfmoord en na rijp beraad heeft besloten zichzelf van het leven te beroven, valt niet binnen het toepassingsgebied. In een dergelijk geval is er geen sprake van aanzetten tot zelfdoding, enkel van hulp bij zelfdoding. Er is besloten om hulp bij zelfdoding niet strafbaar te stellen. Het lijkt er dan ook op dat het werkelijke doel van de bepaling is om de eigen wensen van de betrokkene te beschermen in plaats van zijn of haar leven. Hulp bij zelfdoding zou inderdaad ook strafbaar moeten worden gesteld om het leven van de betrokkene te beschermen. Maar de wetgever bevindt zich in een impasse wanneer de wet euthanasie en hulp bij zelfdoding onder bepaalde voorwaarden toestaat. 

In het algemeen rijst opnieuw de vraag of een maatschappij die de dood door keuze en provocatie steeds normaliseert (het aantal aangegeven euthanasieën is in 20 jaar tijd 14 keer zo hoog geworden), ook voor psychiatrische patiënten, nog wel kan beweren dat ze de toename van zelfmoorden effectief bestrijdt.