Volgens een studie gepubliceerd in het European Heart Journal (EHJ) hebben kinderen die door middel van kunstmatige voortplanting zijn verwekt een hoger risico op aangeboren hartafwijkingen dan kinderen die op natuurlijke wijze zijn verwekt.
Het onderzoek was gebaseerd op gegevens uit registers van kunstmatige voortplanting in vier Scandinavische landen (Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden) tussen 1984 en 2015. Er werd gekeken naar alle levend geboren kinderen, in totaal meer dan 7,7 miljoen. Hiervan werden er 171.735 geboren na kunstmatige voortplanting. Het onderzoek toonde aan dat hartafwijkingen ongeveer 36% vaker voorkwamen bij deze baby's dan bij baby's die op natuurlijke wijze waren verwekt (absoluut risico 1,84% vergeleken met 1,15%). Dit risico is vergelijkbaar ongeacht het type geassisteerde voortplanting (in-vitrofertilisatie alleen of met intracytoplasmatische sperma-injectie ICSI; verse of ingevroren embryo's). De studie benadrukt echter dat dit risico hoger is voor meerlingen dan voor eenlingen na kunstmatige voortplanting (2,47% versus 1,62%). De auteurs bevelen daarom de plaatsing van één embryo per poging tot kunstmatige voortplanting aan.
Lost het omzeilen van onvruchtbaarheid het probleem echt op?
Professor Ulla-Britt Wennerholm (Universiteit van Göteborg), die het onderzoek leidde, zei in een persbericht van de European Society of Cardiology: “Het feit dat het risico op hartafwijkingen vergelijkbaar is, ongeacht het gebruikte type geassisteerde voortplanting, kan erop wijzen dat er een onderliggende gemeenschappelijke factor aanwezig is tussen de onvruchtbaarheid bij de ouders en aan aangeboren hartaandoeningen bij hun baby's”.
Dit roept vragen op over de werkelijke voordeel-risicoverhouding van deze techniek. Is kunstmatige voortplanting een gepaste oplossing, zowel medisch als ethisch, voor onvruchtbaarheid? Door het probleem van onvruchtbaarheid te omzeilen zonder de onderliggende oorzaken op te lossen, geeft kunstmatige voortplanting de pathologieën en genetische zwakheden die ongetwijfeld aan de basis lagen van de onvruchtbaarheid door aan de volgende generatie. Hoewel de meerderheid van de kinderen die met deze techniek geboren worden er geen last van hebben, zou het steeds toenemende gebruik van kunstmatige voortplanting in de toekomst kunnen leiden tot een toename van aanverwante pathologieën. In 2013 werden in België bijvoorbeeld 33.704 IVF-cycli uitgevoerd; in 2021 waren dat er 42.497, wat resulteerde in 6.193 geboorten, of 5,25% van alle geboorten.
De bovengenoemde studie beveelt aan dat koppels die kunstmatige voortplanting ondergaan, worden geïnformeerd over de risico's van deze techniek.