In een advies van 17 april 2023 beveelt het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek van België de wetgever aan om draagmoederschap te legaliseren. Daarmee herziet het Comité een eerder advies van 2004. Het Comité verwijst naar de evolutie in de kennis en naar de maatschappelijke en juridische ontwikkelingen van de afgelopen 20 jaar.
Instrumentele logica van het menselijk lichaam
Het Comité beroept zich op het principe van persoonlijke autonomie van de wensouders en hun recht op respect voor het privé- en gezinsleven, alsook op de zelfbeschikking van de "draagvrouw" over haar eigen lichaam. Het Comité verkiest inderdaad “draagvrouw” boven "draagmoeder", omdat “draagmoeder” een problematisch verband zou leggen tussen zwangerschap en moederschap. Het Comité verwerpt dat het principe van onbeschikbaarheid van het menselijk lichaam wordt ingeroepen om zich te verzetten tegen het legaliseren van draagmoederschap. Het opteert daarentegen voor het principe van zelfbeschikking over het eigen lichaam: "individuen willen de dag van vandaag vrijer kunnen beslissen over hun lichaam, net zoals ze hun eigen keuzes willen kunnen maken over voortplanting (of anticonceptie en abortus) en levenseinde (inclusief de mogelijkheid om euthanasie aan te vragen)". Dit advies gaat dus uit van een instrumentele visie op het menselijk lichaam.
Tegen het bezwaar dat de draagmoeder-overeenkomst onwettig zou zijn vanwege het doel (afstand van het kind), opteert het Comité voor een andere inschatting: doel van de overeenkomst is niet de afstand van het kind, maar het "werk van zwangerschap". Vanaf het moment van de conceptie zou het kind geacht kunnen worden toe te behoren aan de wensouders.
Dit postulaat impliceert wel dat het rechtsbeginsel “de moeder is degene die het kind baart” (mater semper certa est) verworpen wordt. Hier wordt in feite een ware juridische en antropologische revolutie in de afstammingsorde teweeg gebracht.
Lees verder onderaan...