In een arrest van maandag 15 maart heeft het Portugese Constitutioneel Tribunaal de euthanasiewet ongrondwettig verklaard.
Enkele dagen na de aanneming van het wetsontwerp door het Portugese parlement op 29 januari 2021 heeft de President van de Republiek, Marcelo Rebelo de Sousa, de zaak voorgelegd aan het hoogste Portugese gerechtshof om te onderzoeken of de wet in overeenstemming is met de grondwet. De President wees met name op het gebrek aan nauwkeurigheid in de voorwaarden voor toegang tot de medisch ondersteunde dood, waaronder de "situatie van ondraaglijk lijden" en de aanwezigheid van een "definitief en uiterst ernstig letsel volgens de wetenschappelijke consensus", die aanleiding kunnen geven tot rechtsonzekerheid bij de toepassing van de wet.
Besluiten van het Hof
In zijn arrest, uitgesproken met een meerderheid van zeven tegen vijf rechters, heeft het Grondwettelijk Tribunaal geoordeeld dat de wet tot decriminalisering van euthanasie ongrondwettelijk is. Volgens het Tribunaal is de voorwaarde van "definitief en zeer ernstig letsel volgens de wetenschappelijke consensus" wegens haar vaagheid niet geschikt "om de levenssituaties waarin dit begrip moet worden toegepast, met de nodige nauwgezetheid af te bakenen", en dus ongrondwettig.
Wat het begrip "situatie van ondraaglijk lijden" betreft, erkent het Tribunaal eveneens het "onbepaald" karakter ervan, maar is het van oordeel dat dit "bepaalbaar is volgens de regels eigen aan het medisch beroep, zodat het niet als overdreven vaag kan worden beschouwd".
Er zij echter aan herinnerd dat de wet niet vereist dat er een verband bestaat tussen het lijden van de patiënt en het letsel of de ziekte waaraan hij of zij lijdt. Bovendien moet het lijden zeker "ondraaglijk" worden geacht, maar niet noodzakelijkerwijs "niet te lenigen" zijn. Zo kan lijden - met name psychisch lijden - dat als ondraaglijk wordt beschouwd, maar dat kan worden verzacht, de weg banen voor euthanasie, zelfs wanneer het geen verband houdt met de ziekte van de patiënt. De weigering van de patiënt om een behandeling te ondergaan om het lijden in kwestie te verlichten, vormt evenmin een belemmering voor de toegang tot euthanasie.
Anderzijds heeft het Grondwettelijk Tribunaal niet geoordeeld dat euthanasie op zich ongrondwettelijk is als inbreuk op het beginsel van de onaantastbaarheid van het menselijk leven en op het in de Grondwet vermeld recht op leven. De vaststelling van ongrondwettigheid houdt verband met de wijze waarop euthanasie feitelijk bij wet is geregeld en met de rechtsonzekerheid die daaruit voortvloeit.
Volgens het Tribunaal kan euthanasie als zodanig niet ongrondwettig worden verklaard, aangezien "het recht op leven niet kan worden omgezet in een plicht om onder alle omstandigheden te leven". Uitgaande van een "opvatting van de persoon die vanuit ethisch, moreel en filosofisch oogpunt past in een democratische, seculiere en pluralistische samenleving", menen de rechters dat een evenwicht moet worden gevonden "tussen de plicht het leven te beschermen en de eerbiediging van de persoonlijke autonomie in extreme situaties van lijden" (punt 32).
Vooruitzichten
Ten gevolge van het advies van het Tribunaal heeft de president, als hoeder van de Grondwet, zijn veto uitgesproken over de uitvaardiging van de wet en de inwerkingtreding ervan. Het Parlement heeft nu de mogelijkheid om het wetsontwerp in te trekken of de omstreden bepalingen ervan te herwerken vooraleer een nieuwe stemming in het Parlement te organiseren. In geval van een positieve stemming zou de President opnieuw de mogelijkheid hebben de tekst van de wet voor te leggen aan het Grondwettelijk Tribunaal, dat eventueel een nieuw advies van ongrondwettigheid zou kunnen uitbrengen. Een dergelijke situatie heeft zich voorgedaan naar aanleiding van de wetten om draagmoederschap (GPA) in Portugal toe te staan, die in 2018 en 2019 tweemaal door het Grondwettelijk Tribunaal zijn afgewezen.