Op 15 februari verwierp het Italiaanse Grondwettelijk Hof het initiatief om een referendum te houden over het legaliseren van euthanasie. Het Hof oordeelde dat een dergelijk referendum afbreuk zou kunnen doen aan het waarborgen van "minimale bescherming van het menselijk leven in het algemeen, en van zwakke en kwetsbare personen in het bijzonder".
Dit besluit komt op een moment dat het Italiaanse parlement een wetsvoorstel behandelt om hulp bij zelfdoding te legaliseren en te regelen.
Beide initiatieven willen de huidige Italiaanse wet wijzigen, die hulp bij zelfdoding bestraft met 5 tot 12 jaar gevangenisstraf.
Het Grondwettelijk Hof oordeelde in 2018 dat die wettelijke regeling in strijd was met het zelfbeschikkingsrecht - en dus ongrondwettelijk. De uitspraak kwam er nadat Marco Cappato, lid van de Italiaanse Radicale Partij, in 2017 hulp bij zelfdoding had verleend aan een persoon die blind en quadriplegisch was geworden na een auto-ongeluk in 2014.
In een arrest van 2018 (zie IEB News) gaf het Hof het Italiaanse parlement een jaar de tijd om de wet te wijzigen. Omdat die verandering er binnen deze termijn niet kwam, als gevolg van de diepe verdeeldheid onder de parlementairen over de kwestie, droeg het Hof vervolgens in een arrest van 2019 (zie IEB News) de Kamer van Afgevaardigden op een wettekst uit te werken. Het Hof stelde daarbij zelf de voorwaarden op binnen dewelke hulp bij zelfdoding kon gelegaliseerd worden : "geïnformeerde toestemming", palliatieve zorg voor de patiënt, en "controle door de volksgezondheidsautoriteiten na advies van de lokale ethiekcommissie".
Het Hof preciseerde vervolgens dat, indien het parlement er niet in zou slagen een akkoord te bereiken over een wettekst, dat dan de voorwaarden die het in zijn arrest had opgesomd, van toepassing zouden zijn.
Zo werd in november 2021 een eerste geval van hulp bij zelfdoding goedgekeurd door een regionaal ethisch comité, bij een man die als gevolg van een verkeersongeval al 10 jaar quadriplegisch was.
De juristen blijven sterk verdeeld over de vraag of het Grondwettelijk Hof zijn bevoegdheden al dan niet te buiten is gegaan door expliciet de voorwaarden te noemen die het in de nieuwe wet op hulp bij zelfdoding wil opgenomen zien.
In december 2021 begon het parlement zijn besprekingen over het nieuwe wetsvoorstel tot depenalisering van hulp bij zelfdoding. De tekst is duidelijk gebaseerd op de bepalingen van het arrest van het Hof van 2019. Het arrest bepaalt dat bij de patiënt een ernstige en onomkeerbare ziekte moet zijn vastgesteld, waarbij het fysieke of psychische lijden van de patiënt als ondraaglijk kon beschouwd worden. Hij of zij moet ook de medische behandeling krijgen die noodzakelijk is om hem of haar in leven te houden.
De tekst waarborgt ook gewetensbezwaren: elk lid van het gezondheidspersoneel heeft het recht te weigeren mee te werken in een procedure van hulp bij zelfdoding, indien hij of zij zich vooraf daartegen heeft verzet bij middel van een verklaring. Dat deze verklaring verplichtend is, kan uiteraard vragen oproepen vanuit het oogpunt van de gewetensvrijheid van de hulpverlener.
Ondanks de pogingen om een wettelijk kader te verschaffen, lijken de voorwaarden in het wetsvoorstel toch weer de deur open te zetten voor een brede interpretatie van hulp bij zelfdoding. Dit blijkt met name uit de grotendeels subjectieve perceptie van de gezondheidstoestand of het lijden van de patiënt, alsook uit de moeilijkheid om een “geïnformeerde toestemming” van de patiënt op betrouwbare wijze te beoordelen.
Meer in het algemeen is er toenemende druk op de nationale parlementen in Europese landen om euthanasie toe te staan, hetzij vanuit grondwettelijke gerechtshoven (Italië, Oostenrijk, Duitsland) of meer rechtstreeks binnen de parlementen (Spanje, Portugal).