Op 5 augustus werd in het "vruchtbaarheidscentrum" Nij Geertgen in Elsendorp, Nederland, het eerste kind geboren op grond van een draagmoederschapsovereenkomst tussen een draagmoeder en een mannelijk paar.
Afgezien van het feit dat het hier om het eerste officiële draagmoederschap voor een mannelijk paar in Nederland gaat, is deze geboorte ook het eerste draagmoederschap is dat in Nederland wordt uitgevoerd met een eiceldonatie, via in-vitrofertilisatie. Naast de biologische en de juridische vader (één van de twee mannen van het aanstaande paar) en de tweede juridische vader, heeft het kind dus een zwangerschapsmoeder en een genetische moeder.
Wettelijk kader
De Nederlandse wetgeving heeft de praktijk van het draagmoederschap geleidelijk gelegaliseerd. Hoewel commercieel draagmoederschap formeel wel niet verboden is, verbieden artikelen 151b en 151c van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht elke professionele of commerciële bemiddeling tussen draagmoeder en wenspaar. Ook het plaatsen van advertenties op sociale netwerken om een draagmoeder aan te werven of om de diensten van een draagmoeder aan te bieden, is verboden. Draagmoederschap kan wel zonder tussenpersonen, in een kliniek in Nederland, worden uitgevoerd, desgevallend tegen een vergoeding die hoger is dan een eenvoudige vergoeding van kosten.
Tot in 2018 kon in Nederland alleen draagmoederschap met de geslachtscellen van de wensmoeder (van wie de baarmoeder niet functioneert) legaal worden uitgevoerd.
Met de Embryowet van 2018 stond Nederland draagmoederschap toe als die wordt uitgevoerd met de geslachtscellen van één van de twee leden van het wenspaar. Deze hervorming maakte de weg vrij voor draagmoederschap voor paren van hetzelfde geslacht, door middel van een spermadonatie van één van hen en een eiceldonatie van een vrouw die niet de draagmoeder is.
De Nederlandse wet erkent het wenspaar niet automatisch als de wettige ouders: er moet een adoptieprocedure volgen, wat impliceert dat de moeder na de geboorte formeel afstand moet doen van het kind.
Naar een verdere versoepeling ?
In 2020 werd een openbare raadpleging georganiseerd over een wetsvoorstel dat de wettelijke regeling van het draagmoederschap in Nederland nog soepeler wil maken, met name door het vooraf erkennen van de ouder-kindrelatie tussen kind en wenspaar. Een raadgevende commissie had zich al in 2016 over de kwestie gebogen.
Deze aanpak sluit aan bij de pogingen van een aantal landen, via de zogenaamde Conferentie van Den Haag, om een internationaal verdrag te sluiten inzake het wederzijds erkennen van familiebanden bij een draagmoedercontract.
Laten we toch niet vergeten dat een zogenaamde "ethisch" of "altruïstisch" draagmoederschap een illusie is, omwille van de talrijke ethische impasses die inherent zijn aan deze praktijk. Het verlangen om draagmoederschap te normaliseren gaat namelijk voorbij aan het feit dat het kind bij een draagmoederschapscontract doelbewust beroofd wordt van de moeder die het heeft gedragen, of zelfs van één van zijn biologische ouders. In haar bijdrage aan de openbare raadpleging legt de voorzitster van de vereniging DonorKinderen, Steph Raeymaekers, uit welke verwoestingen dergelijke beroving kunnen veroorzaken in de ontwikkeling van kinderen die geboren worden uit gametendonatie na een draagmoederschapscontract.