Hoe moeten we de ontwikkeling van orgaandonatie na euthanasie bekijken in een context van orgaantekorten en lange lijsten van patiënten die wachten op een gezond orgaan? Gaat het om een vleugje altruïsme, of een vleugje utilitarisme?
Orgaantransplantatie is één van de belangrijkste medische doorbraken in de tweede helft van de 20e eeuw. Het gaat om het vervangen van het falende orgaan van een patiënt door een gezond orgaan van een donor om het leven van de ontvanger te redden of de kwaliteit van het leven van de ontvanger aanzienlijk te verbeteren. Er wordt meestal een onderscheid gemaakt tussen orgaandonatie (hart, longen, nieren, lever, alvleesklier, darmen) en weefseldonatie (huid, bot, hoornvlies, hartkleppen, beenmerg, etc.). Niet-vitale organen kunnen worden gedoneerd terwijl de donor nog leeft, terwijl vitale organen pas na de dood kunnen worden weggenomen. De dood kan op natuurlijke wijze plaatsvinden of door een ongeluk, maar het kan ook opzettelijk worden uitgelokt (euthanasie) in landen die deze praktijk hebben gelegaliseerd.
Het wegnemen van organen na euthanasie is het gevolg van het naast elkaar bestaan van twee verschillende, maar samenlopende procedures: het verzoek om euthanasie enerzijds en de orgaandonatie anderzijds. Hoe passen euthanasie en orgaandonatie concreet bij elkaar? Staat de wet deze cumulatie toe? Maar vooral, welke ethische afweging moet worden gemaakt als euthanasie wordt gevolgd door een orgaandonatie?
In een poging om een antwoord te geven op die vele vragen die naar boven komen bij de combinatie van euthanasie en orgaandonatie, wordt dit EIB-dossier gepubliceerd op een ogenblik dat deze praktijk blijkbaar door bepaalde chirurgen en universiteiten wordt gepromoot. Het dossier stelt de praktische, juridische en ethische krijtlijnen voor.